De basis van de dringende geneeskundige hulp begrijpen
De dringende geneeskundige hulp
De wet van 8 juli 1964 heeft tot doel de organisatie van de dringende geneeskundige hulp. Ze kent de Staat de verplichting toe om de dringende geneeskundige hulp te organiseren voor de personen die zich op de openbare weg of op een openbare plaats bevinden en van wie de toestand dringende zorgen vereist. Dit toepassingsdomein werd vervolgens uitgebreid naar de dringende interventies, ongeacht de plaats waar de patiënt zich bevindt.
De wet geeft geen definitie van het begrip « dringend », maar definieert de dringende geneeskundige hulp als volgt: « Onder dringende geneeskundige hulpverlening wordt verstaan het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp aan alle personen van wie de gezondheidstoestand ten gevolge van een ongeval, een plotse aandoening of een plotse verwikkeling van een ziekte een dringende tussenkomst vereist na een oproep via het eenvormig oproepstelsel waardoor de hulpverlening, het vervoer en de opvang in een aangepaste ziekenhuisdienst worden verzekerd. »
De dringende geneeskundige hulp is georganiseerd rond drie essentiële opdrachten:
- het onmiddellijk verstrekken van aangepaste hulp;
- het vervoer naar een adequate ziekenhuisdienst;
- de opvang in deze adequate ziekenhuisdienst.
Hiertoe kent de wet drie opvorderingsbevoegdheden toe aan de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel:
- opvordering van een arts (in de ruime zin van het woord en bij uitbreiding van een MUG);
- opvordering van een ambulancedienst;
- opvordering van de verantwoordelijke persoon voor de opnames in een ziekenhuis voor de opvang van de personen.
Dezelfde wet richt in de vorm van een vzw het Fonds voor Dringende Geneeskundige Hulp (FDGH) op dat als doel de betaling heeft van de medische prestaties en van de ambulancediensten in geval van onbetaalde erelonen of facturen. De subsidies van het FDGH worden voor 2/3 gevoed door de bijdragen van verzekeringsmaatschappijen en voor 1/3 door een jaarlijkse subsidie van de Staat.
De ambulance & de hulpverlener-ambulancier
De ambulances vormen het eerste hulpverleningsniveau. Ze bestaan uit een bemanning van 2 hulpverleners-ambulanciers die erkend zijn (badge) door de FOD Volksgezondheid na slagen voor het brevet van hulpverlener-ambulancier dat toegekend wordt door een opleidingscentrum dat erkend is door de FOD Volksgezondheid. De hulpverleners-ambulanciers worden momenteel beschouwd als een gezondheidszorgberoep. Dat biedt de kans om hen professioneler op te leiden doorheen een benadering die verbonden is aan een lijst toegestane handelingen.
De ambulanceactiviteit wordt voor het merendeel uitgevoerd door personeel en met materieel en voertuigen van de hulpverleningszones. Niettemin heeft de FOD Volksgezondheid steeds de kans gelaten aan privédiensten of aan het Rode Kruis om erkend te worden voor de opdrachten ‘112’. Het toezicht op de niet-dringende diensten is toevertrouwd aan de gewesten (medisch-sanitair vervoer), en enkel voor de privédiensten is er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de Staat in het kader van de erkenning ‘112’. Meer secundair nemen ook de operationele eenheden van de Civiele Bescherming deel aan de dringende geneeskundige hulp.
Op heden is er geen enkel uitvoeringsbesluit van de wet van 1964 inzake de programmering van kracht.
De ambulances voldoen aan erkenningsnormen (markering, inhoud, ...) die vastgelegd zijn door de FOD Volksgezondheid. Er wordt een jaarlijkse subsidie toegekend aan elke dienst en de patiënt krijgt een forfaitaire factuur voor het vervoer naar het ziekenhuis. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. De patiënt betaalt echter geen prestaties van de ambulanciers en geen materieel (behalve in bepaalde gevallen elektroden van een AED).
Het huidige opleidingsniveau van de hulpverleners-ambulanciers is gericht op ophaal- en fixatietechnieken van patiënten, alsook op de basismaatregelen van de eerste hulp zonder geavanceerde middelen. Er werd een ontwerp van hervorming van de basisopleiding voorgesteld door de Nationale raad voor dringende geneeskundige hulpverlening (NRDGH – zie het punt hieronder Raadgevende organen »).
De betrokken wetgeving: wet van 1964 betreffende de DGH, KB nr. 78 gezondheidsberoepen, MB 1998 uiterlijke kenmerken van de voertuigen, KB 2007 gratis opdrachten van de hulpdiensten, KB 2000 betreffende het FDGH, KB 1998 opleiding van de hulpverleners-ambulanciers. KB 2014 lijst van handelingen van ambulanciers.
De MUG (Mobiele Urgentiegroep)
De MUG is een ziekenhuisfunctie, gevestigd in een ziekenhuis met een spoeddienst die erkend is als GS-functie (gespecialiseerde spoedgevallenzorg). Het gaat om een medisch-verpleegkundig tweepersoonsteam, gespecialiseerd in spoedeisende geneeskunde dat zich aan de zijde van de patiënt verplaatst in een snel, speciaal uitgerust voertuig, om er de dringende medische en verpleegkundige handelingen en zorgen te realiseren die nodig zijn om de patiënt te stabiliseren voor zijn vervoer naar het ziekenhuis.
Het uitsturen van de MUG, als aanvulling op de ambulance of de PIT (Paramedical Intervention Team) wordt bepaald door de operator 112/100, op basis van indicatoren en ernstgraden die vastgelegd zijn door de medische protocollen. De MUG vervoert de patiënt niet en kan beter beslissen over de ziekenhuisverwijzing naargelang zijn gezondheidstoestand. Het doel van de MUG is dus om het therapievrij interval (TVI) te verminderen, dit wil zeggen de tijd die verstrijkt tussen het opduiken van het probleem en de tenlasteneming door een medisch team.
De erkenningsvoorwaarden van een MUG-functie en hun programmering worden uitsluitend bepaald door de minister van Volksgezondheid. De gewesten zijn bevoegd voor de ziekenhuisnormen en komen dus ook tussen voor de MUG-functies.
De erkenning van de spoedartsen en –verpleegkundigen staat onder toezicht van de FOD Volksgezondheid, terwijl de opleiding ten laste van de gemeenschappen is.
De MUG wordt gedeeltelijk gefinancierd via een jaarlijkse subsidie van de FOD Volksgezondheid, de rest van de financiering is ten laste van de ziekenhuizen met de functie of vzw’s met een steeds vaker intergemeentelijk karakter die ze administratief beheren. De burger betaalt het traject van de MUG niet (in tegenstelling tot dat van de ambulance), maar betaalt de medische raadpleging en de technische prestaties die onderworpen zijn aan de nomenclatuur.
Betrokken wetgeving: wet van 8 juli 1964, KB 1965 modaliteiten tot inrichting van de DGH, KB 1998 erkenningscriteria, KB 2002 programmering, KB 2003 tot integratie van de MUG in de DGH, KB nr. 78
Het Paramedical Intervention Team (PIT)
De PIT is net als de MUG een ziekenhuisfunctie. Het is een alternatief voor de klassieke middelen MUG en ambulance en breekt de binaire beslissingslogica voor de operator 112/100. Het gaat om een door de 112 erkende ambulance waarvan de bemanning aangevuld is met een gespecialiseerde verpleegkundige inzake spoedeisende zorgen. De verpleegkundige biedt de patiënt geavanceerde zorgen tijdens de interventie op basis van permanente orders die gegeven worden door een verwijzend arts van de spoeddienst GS die verbonden is aan de PIT-functie.
De PIT biedt snelle hulp en vermindert eveneens het therapievrij interval en biedt een aanvaardbare oplossing om de wachttijd van de MUG te dekken. In zijn interventiezone laat de PIT algemeen een gemiddelde tijdswinst van 3 minuten toe ten opzichte van de MUG, wat gezien de vitale dringendheid de overlevingskansen van de slachtoffers duidelijk verhoogt.
De PIT-teams stellen de technische handelingen die nodig zijn voor en vereist zijn door de vitale noodsituaties, hetzij door de directe behandeling van de pathologie, hetzij door het betten tot de versterking van de MUG aankomt. Voor bepaalde van deze handelingen tonen de PIT’s een praktijk die redelijk sterk lijkt op die van de MUG’en. Als men de PIT vergelijkt met de ambulance, stelt men een hogere kwaliteit van de tenlasteneming vast, bij de opdrachten die niet in het directe actieveld van de MUG liggen, met name het beheer van de pijn.
Momenteel blijft de PIT, ondanks de uitbreiding ervan, een pilootproject van de FOD Volksgezondheid. Er bestaan dus op dit moment geen wetgeving, normen of programmering voor deze vector. De pilootprojecten worden gedeeltelijk gefinancierd door de FOD Volksgezondheid, de rest van de financiering is ten laste van de ziekenhuizen die het pilootproject aanbieden.
Gespecialiseerde Spoedgevallenzorg (GS)
De GS zijn de erkende spoeddiensten voor de opvang en tenlasteneming van de patiënten van de dringende geneeskundige hulp. Deze diensten voldoen met name aan uitrustings- en permanentienormen.
De eventuele therapeutische specificiteiten (neurochirurgie, interventionele cardiologie, ...) zijn op zich geen erkenningscriterium. Ze beïnvloeden de ziekenhuisverwijzingscriteria die vastgelegd zijn door de provinciale commissies voor dringende geneeskundige hulp (CoDGH’s – zie het specifieke punt hierna).
Het toezicht op de ziekenhuizen is gemengd: federaal en gewestelijk. De financiering van de ziekenhuizen is bijvoorbeeld federaal, terwijl de controle van de normen gewestelijk is.
Betrokken wetgeving: wet betreffende de ziekenhuizen, KB van 1998 betreffende de erkenningscriteria.
De federaal gezondheidsinspecteur (FGI)
De functie van federaal gezondheidsinspecteur beoogt voornamelijk het medisch beroepskorps en de intervenanten van de dringende geneeskundige hulp. Deze functie heeft niets te maken met om het even wat voor controle op de netheid of de gezondheidsnormen.
Het is een ambtenaar-arts die de lokale vertegenwoordiger is (in elke provincie) van de FOD Volksgezondheid bij de gouverneurs, de burgemeesters, de gezondheidsprofessionals en de burgers wat de dringende geneeskundige hulp betreft.
De federaal gezondheidsinspecteur ziet toe op de toepassing van de bepalingen van de wet van 1964. Hij heeft dus op elk moment toegang: tot de ziekenhuizen die over de een GS-functie beschikken, tot de voertuigen van de mobiele spoeddiensten, tot de centra 112/100, tot de ambulancediensten en tot hun voertuigen en tot de opleidingscentra van de hulpverleners-ambulanciers.
Deze organisatie- en controleopdracht machtigt hem om alle documenten of elektronische dragers op te vragen die hij nodig heeft om in voorkomend geval inbreuken vast te stellen via processen-verbaal die bewijskracht hebben.
De federaal gezondheidsinspecteur, die het administratief toezicht uitoefent op de actoren van de DGH, wordt bij zijn activiteiten bijgestaan door een verpleegkundige die onder meer verantwoordelijk is voor de ondersteuning van de ambulancediensten die meewerken aan de DGH en de badges die de hulpverleners-ambulanciers erkennen. De FGI ontwikkelt op provinciaal niveau het medisch luik van de nood- en interventieplannen voor de gekende en geïnventariseerde lokale risico’s of tijdens risicomanifestaties. De FGI is ook voorzitter van de commissie voor dringende geneeskundige hulp (PCDGH – zie het specifieke punt hierna).
In geval van een crisis of noodplan, is de FGI de administratieve overheid van de medische discipline en zetelt de FGI in het lokaal of provinciaal crisiscentrum.
Kortom, de FGI is de secretaris van de provinciale medische commissie, dat een orgaan is dat aan de overheid elke maatregel voorstelt om bij te dragen aan de volksgezondheid, die zich verzekert van de samenwerking van de praktiserende artsen bij de uitvoering van de maatregelen die opgedragen worden door de minister van Volksgezondheid, die toeziet op de organisatie van de wachtdiensten van de gezondheidszorgberoepen en die tot slot het controleorgaan vormt op de gezondheidszorgberoepen.
Betrokken wetgeving: wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulp, KB 1998 PCDGH
Medische directies 112
Deze functies, gecreëerd door de FOD Volksgezondheid, hebben als hoofddoel om de medische kwaliteit van de oproepen en van de opvolging van de interventies te controleren en te verbeteren. Ze hebben daartoe een operationeel gezag over de operators. Hun belangrijkste actiedomeinen zijn: beheer van de medische noodoproepen, werkprocedures, medisch interventieplan in geval van rampen, ontwikkeling van projecten, evaluatie van het personeel met de functionele chef, medische opleiding, kwaliteitsplan.
Een standaard medische directie bestaat uit 3 personen: 1 directeur-arts, 1 verpleegkundige-medische adjunct-directeur, 1 verpleegkundige-regulator. Er is sinds enkele jaren een federale coördinatie van de medische directies ingesteld. Elke functiebeschrijving is het voorwerp van een koninklijk besluit dat ondertekend is door de ministers van Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken. Elke persoon wordt met naam aangeduid (uitgezonderd de regulatoren) op basis van een ministerieel besluit dat ondertekend is door de minister van Volksgezondheid.
Deze spoedartsen en –verpleegkundigen blijven allen hun basisfunctie vervullen binnen een GS-/MUG-functie. Ze zijn gedetacheerd als zelfstandige of via hun werkgever na een Europese procedure voor een overheidsopdracht. De huidige opdracht loopt in 2017 ten einde.
Betrokken wetgeving: MB aanstelling van november 2011, KB functies april 2014
Opleidings- en bijscholingscentra voor hulpverleners-ambulanciers
Deze opleidingscentra zijn erkend door de FOD Volksgezondheid om de basisopleiding en de permanente opleidingen van de hulpverleners-ambulanciers te verzekeren. Het gaat in werkelijkheid om de afdeling « gezondheid » van de provinciale scholen. Ze bestaan uit administratieve, pedagogische en wetenschappelijke cellen die los staan van de andere veiligheidsscholen (politieacademie of brandweerschool). Het opleidingsprogramma en de organisatorische modaliteiten ervan worden vastgelegd bij koninklijk besluit.
Betrokken wetgeving: KB 1998 scholen
Provinciaal raadgevend orgaan: de PCDGH’s
De federaal gezondheidsinspecteur zit de PCDGH voor. Dit provinciaal orgaan brengt vertegenwoordigers bijeen van alle actoren die betrokken zijn bij de dringende geneeskundige hulp (centrum 112/100, openbare en private ambulancedienst, functie GS, functie MUG, huisartsenwachtdienst, Rode Kruis, diensten van de gouverneur). De PCDGH’s verkiezen een bureau van vertegenwoordigers en kunnen werkgroepen oprichten die verschillende thema’s behandelen. Bepaalde opdrachten, zoals het ziekenhuisverwijzingsprotocol, worden vastgelegd bij koninklijk besluit.
De actoren van de dringende geneeskundige hulp zijn hiërarchisch en functioneel niet onderling verbonden. De PCDGH beoogt dus om een goede samenwerking tussen de diensten, evenals de goede werking van de DGH te verkrijgen. Een zeker aantal taken van de PCDGH wordt in feite vertaald in de dagelijkse acties van de FGI’s: supervisie van de opleiding van de hulpverleners-ambulanciers, advies over de risicomanifestaties, kwaliteit van het beheer van de medische oproepen naar de 112, noodplannen, ...
De diensten van de gouverneurs zijn bevoorrechte partners van de PCDGH’s en van de FGI’s voor meerdere thema’s, in het bijzonder voor de noodplannen en risicomanifestaties.
Betrokken wetgeving: KB 1998 PCDGH