Volksgezondheid informeert hulpdiensten over acrylonitril

Brandweer
Evenement
Op 18 december 2013 hebben twee informatiesessies plaatsgevonden voor de hulpdiensten die tussengekomen zijn bij het treinongeval in Wetteren. Deze informatiesessies zijn georganiseerd door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) om meer informatie te verschaffen aan hulpdiensten over acrylonitril. De resultaten zijn geruststellend. Slechts 23% van de geteste niet-rokende hulpverleners zijn blootgesteld aan deze stof tijdens hun interventie in Wetteren.

Resultaten van de biomonitoringstudie

Het WIV en de FOD Volksgezondheid hebben bij 1054 personen, die professioneel betrokken waren bij het ongeval (hulpdiensten en bedrijven in de omgeving), stalen genomen om te meten in welke mate ze blootgesteld waren aan acrylonitril. Hierbij hebben zij de volgende vragen gesteld: of er blootstelling was, hoe groot deze was en hoe deze geografisch verspreid was rond de plaats van het ongeval.

Acrylonitril verdwijnt binnen enkele dagen na de blootstelling uit het lichaam. Het WIV heeft de blootstelling dan ook bepaald via een onschadelijke voetafdruk die de stof achterlaat op de rode bloedcellen. Die voetafdruk kan gemeten worden door bepaling van het zogenaamde CyanoEthylValine (CEV).

Bij de blootgestelde hulpverleners was de mate van blootstelling aan acrylonitril gemiddeld  lager dan bij de blootgestelde omwonenden. Van de niet-rokers zat 77% onder de CEV-referentiewaarde. Zij zijn dus niet blootgesteld aan acrylonitril. Van de 23% niet-rokers die wel blootgesteld zijn, gaat het voor 95,1% om een slechts licht verhoogde waarde. Bij de rokers vertoonde 43,2% matig verhoogde waarden, maar dat kan niet zomaar toegeschreven worden aan het ongeluk. Sigarettenrook bevat immers ook acrylonitril, waardoor in hun bloed automatisch hogere waarden te zien zijn. Bij niemand werd echter een sterk verhoogde waarde gemeten.
 


 

De meerderheid van de geteste hulpverleners (van brandweer, politie, defensie en andere hulpdiensten) vertoonde geen verhoogde waarden van CEV in het bloed. Bij de Civiele Bescherming was de doorsneewaarde lichtjes verhoogd (12 pmol/g globine).  Dat ligt echter heel dicht tegen de referentiewaarde van 10 pmol/g globine. Toxicologen zien daarin dan ook geen reden om ongerust te zijn. 

Algemeen kan gesteld worden dat hulpverleners die langer dan 5 dagen ter plaatse waren en/of dichter dan 50 meter van de plaats van het incident werkten, iets meer zijn blootgesteld aan acrylonitril dan hun collega’s.

Referentiewaarden:

Bij de interpretatie van de resultaten moet een onderscheid gemaakt worden tussen rokers en niet-rokers. Bij rokers kan men immers niet weten wat aan het roken te wijten is en wat aan de blootstelling aan acrylonitril.

  • Niet-rokers: mogelijk blootgesteld vanaf 10 pmol/g globine
  • Rokers: mogelijk blootgesteld vanaf 200 pmol/g globin

Bij niet-rokende buurtbewoners met verhoogde waarden werd via een opvolgonderzoek bevestigd dat de CEV-waarden eind september teruggevallen waren tot de referentiewaarde. Bij rokers met verhoogde waarden zakken de waarden na vier maanden terug naar hun basiswaarde die afhankelijk is van het rookgedrag.

Op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur stellen Prof. Dr. Benoit Nemery, KU Leuven en Prof. Dr. Christophe Stove, UGent, het volgende: “Een hoge waarde is geen bewijs van schade, dit is enkel een bewijs van blootstelling. Studies leveren momenteel geen bewijs voor een verhoogd risico op kanker bij mensen met een regelmatige of herhaaldelijke blootstelling. Er is dan ook geen reden om te verwachten dat mensen die veel kortere tijd (zoals bij dit ongeval) zijn blootgesteld aan acrylonitril een verhoogd risico zouden lopen op de ontwikkeling van kanker.”

Meer info: